Kendo
Kendo wordt onderwezen met "zwaarden" gemaakt van gespleten bamboe, (shinai) geheten. De beoefenaar (kendoka) draagt een uitgebreid beschermend harnas (Bogu). Bij de 'kendo kata' worden in het algemeen boken (houten zwaarden) gebruikt. In het moderne kendo zijn twee soorten aanvallen: slagen en steken. Slagen zijn alleen toegestaan op bepaalde delen van het lichaam: de bovenkant (men) of iets daar van af (yoko- men), de rechter- en linkerzijde van het lichaam (do) en de polsen (koté). Steken mogen alleen op de keel zijn gericht; of op de bovenkant van de borstplaat bij wijze van verdediging, of om de tegenstander weg te stoten om daarna naar bijvoorbeeld het hoofd aan te vallen. Aangezien een verkeerd geplaatste steek naar de keel verwondingen kan veroorzaken wordt deze techniek bij kinderen veelal niet toegepast en pas later geïntroduceerd.
Bij wedstrijden worden alleen punten toegekend wanneer de aanvallen goed, gecontroleerd, en vastberaden worden uitgevoerd. Ook moet de aanvaller met een (Japanse) kreet (kiai) aangeven welk lichaamsdeel werd aangevallen. Wanneer bijvoorbeeld het doel het hoofd van de tegenstander is, moet de kreet "men" worden geslaakt op het moment van treffen. Bij een aanval op de pols moet "kote" geroepen worden. Een aanval op de romp gaat vergezeld met "do" en bij een stoot op de keel van de tegenstander moet "tsuki" geroepen worden. Winnaar is degene die als eerste twee punten (ippon) scoort.
De Internationale Kendo Federatie (IKF) is opgericht in 1970 en heeft leden in 44 landen. Iedere 3 jaar worden wereldkampioenschappen gehouden.